Noordhornertolhek

Noordhornertolhek ligt op de plek waar het restant van het oude Hoendiep, gegraven in de 16e eeuw, overgaat in het Van Starkenborghkanaal.

Scheepsjager. Kramer, P.B., Groninger Archieven, Beeldbank Groningen
Scheepsjager. Kramer, P.B., Groninger Archieven, Beeldbank Groningen

Noordhornertolhek werd na het graven van het Hoendiep een drukke plaats waar scheepsjagers, die op het traject tussen Blauwverlaat en Dokkum liepen, en de andere kant op richting Groningen, samenkwamen in twee herbergen. Een van deze herbergen (‘De Vrede’) was tevens een tolhuis.

Later, in 1920, was er ook een smederij gevestigd. Die verdween in een later stadium (rond 1950), net als de twee herbergen. De laatste, De Vrede, sloot in 1951 maar het voormalige tolhuis staat er nog wel (nu een woonhuis).

Aan de zuidkant stonden twee graanpakhuizen, die zijn afgebroken in 1975-1976. Op de website Zuidhorn in Beeld staan van de betreffende panden veel oude foto’s.

Scheepsjagers

Scheepsjagers waren mannen die met hun paard langs de kanalen liepen en zich aanboden aan de schepen om hun boot te trekken met hun paard. Ze ‘jaagden’ dus op schepen die stil lagen of, bijvoorbeeld door het ontbreken van voldoende wind om te kunnen zeilen.

Er kon ook vaak niet worden gezeild door de vele sluizen, bruggen en de omdat de kanalen vaak te smal waren. Om vooruit te komen moest het schip dan worden getrokken, vanaf de wal. Dat was soms ook een ‘klusje’ voor de schippersvrouw die dan samen met de kinderen het schip trok!

Een optie was daarom een scheepsjager dit werk te laten doen. Bij knooppunten van kanalen en rivieren, in de buurt van bruggen of sluizen, kon vaak een scheepsjager ingehuurd worden. Regelmatig waren dit (keuter)boertjes of, zoals bij Noordhorner Tolhek ook het geval is geweest, een café-eigenaar die zo iets bijverdiende(n).

Omdat er een wildgroei ontstond aan scheepsjagers, de mannen niet altijd even betrouwbaar waren of kundig, de onderlinge concurrentie tot problemen en vechtpartijen begonnen te leiden werd in 1879, een moeizame periode –de Grote Depressie– met veel armoede, door de provincie Groningen een vergunningenstelsel ingevoerd. Meerdere inwoners van Zuidhorn, Noordhorn en Briltil beschikten over een vergunning.

De scheepsjagers verdwenen toen er stoomsleepboten kwamen en, later, de vrachtschepen meer en meer gemotoriseerd werden.

Tolhek

Bij een tolhek werd, de naam zegt het al, tol geheven of scheepvaartrechten. Bij sluizen, havens, bruggen en tolhekken werd de schipper verplicht een bijdrage te leveren aan het onderhoud van de vaarwegen.

Een voorbeeld¹) hiervan laat zien dat dit aanzienlijk kon oplopen. Zo was in 1910 een schipper met een graanschip van ca. 100 ton van Lemmer tot en met Groningen al ruim 20 gulden kwijt aan scheepvaartrechten. Bij Noordhorner Tolhek betaalde de schipper (slechts) 10 cent.

» Zie ook: Zuidhorn in Beeld

_____
Bronnen:

¹) “De Friese scheepsbouw en scheepvaart”, L. Kamminga, https://www.ssrp.nl

Geheugen van Drenthe
Zuidhorn in Beeld
Encyclo.nl
Wikipedia
De Verhalen van Groningen