Ook aan Noordhorn gingen de 1e en 2e wereldoorlog niet ongemerkt voorbij.
De 1e Wereldoorlog
Tijdens de 1e Wereldoorlog was Nederland neutraal. Deze oorlog ging echter niet helemáál aan ons land voorbij: voedsel gaat ‘op de bon’, een miljoen Belgische en Franse vluchtelingen steken de grens over en Rotterdam wordt de spionagehoofdstad van Europa.
Daarnaast werden in Nederland uit voorzorg zo’n 200.000 mannen ‘onder de wapenen’ gebracht.
Nederland had dus wel degelijk te lijden onder de 1e Wereldoorlog. Zie ook deze video van NPO Start (3 minuten, opent in nieuw venster). De vluchtelingen gingen indertijd, in tegenstelling tot de vluchtelingen nu, niet ‘stilzitten’ maar werken. De vluchtelingen uit Frankrijk lagen dwars en wilden niet werken.
Ongeveer 100.000 gevluchte Belgische burgers bleven in ons land tot er in 1918 een eind kwam aan de strijd. Hetzelfde geldt voor 350.000 militaire vluchtelingen. [..] De ontheemde Belgen in het Westerkwartier gingen onder andere aan de slag bij boeren en de ‘stroschuur’ in Zuidhorn, een handel in hooi en stro.
In Noordhorn waren ook Belgen ingekwartierd. Ze verbleven in een ruimte naast het toenmalige café Lijfering, tegenover t gold’n houkje. Het waren geen burgervluchtelingen, maar geïnterneerde Belgische soldaten.
De Belgische militairen werden “bewaakt” door Nederlandse militairen, onder wie mensen uit de regio. Van een streng regime was echter geen sprake. Net zoals hun burgerlandgenoten stroopten de Belgische soldaten de mouwen op en werkten ze bij de ’stroschuur’.
» Lees verder op “De Verrhalen van Groningen” en NPOKennis.
De 2e Wereldoorlog
“Hitler heeft beloofd dat hij Nederland niet zou aanvallen. Het zal dus wel meevallen.” zei boer Kuipers uit Aduard tegen zijn jonge knecht Ubel Schipper toen ze ‘s ochtends de eerste Duitsers in kolonne zagen voorbij trekken¹).
De Nederlandse regering nam geen officieel standpunt in over de situatie in nazi-Duitsland. Ze wilde Duitsland geen aanleiding geven voor vijandelijkheden en neutraal blijven, net als tijdens de 1e Wereldoorlog. “Dit leidt tot opmerkelijke situaties; Nederlanders die kritiek hebben op de politiek van Adolf Hitler worden vervolgd voor belediging van een ‘bevriend staatshoofd’.” (AnneFrank.org)
Het viel niet mee. De belofte van Hitler bleek niets waard. Nederland zuchtte vijf jaar lang onder de Duitse bezetting. Het heeft veel mensen het leven gekost en velen zijn er door getraumatiseerd.
Verhalen over de Oorlog
Mijn Opa was een goede verhalenverteller. Daarbij schuwde hij de overdrijving niet. Hij hield er van zijn verhaal ‘met een lach’ af te sluiten. Als kind en tiener hing ik aan zijn lippen wanneer hij weer eens een verhaal over vroeger vertelde. Vooral zijn jonge jaren (en streken) en de verhalen over de 2e wereldoorlog maakten indruk. Die speelden met name rondom een paar andere plaatsen zoals Niezijl, Grijpskerk, Pieterzijl en Visvliet.
Tussen de regels door hoorde je echter regelmatig ook de ‘verborgen’ tranen en leed. Jonge mannen die tot dwangarbeid (arbeitseinsatz) werden gedwongen. Het ‘verdwijnen’ van de Joden. Hij had het slagersvak geleerd van een Joodse slager en veekoopman in Visvliet. Ook deze Joden in Visvliet werden slachtoffer van de Duitse bezetting en “verdwenen”. Omdat hij als slager bij de voedselvoorziening betrokken was dreigde voor hem geen arbeitseinsatz, “moar most niet reek’n dat ze het beste vlees van mie kreegn die duutsers!“.
Achteraf heb ik er spijt van dat ik ze toen niet vastgelegd hebt. Want door de jaren heen vergeet je ze en zeker de details. Er is, door zijn overlijden, een schat aan informatie verloren gegaan, niet alleen over de oorlog maar zoveel meer!
Over de periode van de 2e Wereldoorlog en hoe Zuidhorn, Noordhorn en Briltil daar door zijn getroffen is in 2010 een boek verschenen onder de titel “Van bezetting tot bevrijding – Zuidhorn in oorlogstijd”. Deze is op verschillende plaatsen online (gebruikt) verkrijgbaar en ook bij de bibliotheek te leen.
“Over de oorlogstijd in Noordhorn is nooit veel geschreven of verteld. Bombardementen in Noordhorn waren er niet, alleen Duitse soldaten die in Noordhorn ingekwartierd waren, auto’s in grote particuliere garages, geschut dat goed gecamoufleerd was… Meestal waren de Duitsers al na een paar dagen weer verder getrokken. De eerste maanden van de oorlog richting Friesland, het laatste jaar in omgekeerde richting naar Groningen.” (Henk Geertsema via Noordhorn Heden en Verleden).
Met één uitzondering: bij Noordhorn werd een Duitse kolonne op de Friese Straatweg, vlak bij Noordhorn onder vuur genomen.
“Hij zag vrachtwagens op de straatweg rijden. Aan de straatweg stonden in die tijd dikke bomen, net in blad, toen er opeens 6 Spitfires aan kwamen vliegen, eerst om te verkennen, maar het achterste vliegtuig maakte een looping en begon op de vrachtwagens te schieten.” (Gaaike Schuiringa, Noordhorn Toen en Nu).
Het zijn de anekdotische verhalen, net als die van mijn Opa, die doorverteld zijn. De gebeurtenissen die indruk maakten of het persoonlijke leed. Ze schetsen een beeld. Maar nooit het complete plaatje. De betrouwbaarheid is, wegens gebrek aan verificatie, niet altijd even groot.
Toch zijn er een paar feitelijke verhalen die ik hier wil doorgeven. Hoewel fragmentarisch en incompleet geeft het een indruk van die tijd.
Joodse inwoners van Noordhorn
In de stad Groningen waren rond de tijd van de 2e Wereldoorlog zo’n 2.500 tot 3.000 Joden. Ook op het platteland waren er Joden gevestigd, waaronder in Noordhorn. Het aantal joodse inwoners in Noordhorn was echter niet groot.
(Bordje ‘voor joden verboden’, Wikimedia, Mr.Nostalgic, CC 3.0 licentie)
Schoenmaker Hes had gezien zijn beschrijving niet veel op met de joodse inwoners en schreef erg lelijk over ze. Helmus²) schrijft (p.190) “Deze woorden zijn aan het papier toevertrouwt kort na de tweede wereldoorlog. Zoals hij aangeeft was hij op de hoogte van de deportaties maar dit heeft zijn woordkeus niet gematigd”.
Dit was, en is, helaas nog steeds niet ongebruikelijk. Het anti-semitisme heeft diepe wortels. Al sinds de vroege geschiedenis lezen we over de pogroms. Zo werden ten tijde van de pest vele Joden omgebracht omdat zij werden aangewezen als de ‘veroorzakers’ van de pest.
Hes schrijft over de Familie van Dam ondermeer het volgende:
“Noordhorn heeft nooit veel joden gehuisvest. Wel woonden er af en toe een paar huishoudingen [..] Tot één welke het langst hier gewoond heeft behoorde A. van Dam [..] Zijn beroep was veehandelaar en verder slachtte hij altijd schapen [..] Reina is getrouwd met Leefma ook een echte lelijke jodentyp. Hij is later failliet gegaan als manufacturier” (Noordhorn vanaf de Schamel, pg. 187, P. Helmus).
Helmus weet te melden dat één van de kinderen van Abraham van Dam, Betje, een hoedenwinkel had in Noordhorn en uiteindelijk in een Duits concentratiekamp overleden is.
(foto: Sobibor, https://www.infocenters.co.il)
Reina Leefsma – van Dam
De door Hes genoemde Reina van Dam is terug te vinden op de website “Joods Monument”.
“De burgemeester van Heerenveen verzocht opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Gerrit Leefsma en van zijn echtgenote Reina van Dam, beiden wonende in Heerenveen. Zij hadden zonder de vereiste vergunning hun woonplaats verlaten. Met deze omschrijving werden joden aangeduid die waren ondergedoken.”
Reina Leefsma – van Dam is op 63-jarige leeftijd, op 28 mei 1943, omgekomen (Oorlogsbronnen) in het vernietigingskamp Sobibor (Oost-Polen). Er is voor Reina Leefsma-van Dam een struikelsteen geplaatst voor Asterstraat 17 in Heerenveen.
In Sobibor zijn zo’n 170.000 joden uit heel Europa omgebracht. Waaronder ruim 34.000 Joden die via Westerbork naar Sobibor werden overgebracht in de periode maart tot en met juli 1943. In de meeste gevallen werden ze direct na aankomst in de gaskamers omgebracht.
Op Oorlogsbronnen zijn naast het verhaal van Reina Leefsma – van Dam nog een aantal aan Noordhorn gerelateerde personen terug te vinden.
Verzet in Noordhorn
De oude ULO-school, later de Christelijke MAVO, “zou door het verzet gebruikt zijn als opslag voor wapens. Dit was op de vliering van het lokaal op de eerste verdieping. Deze wapens zijn daar blijven liggen tot aan de bevrijding, ook toen de school in gebruik was als evacuatiehospitaal [noodhospitaal voor de Duitsers, red]” (Noordhorn Heden en Verleden).
Bij Oorlogsbronnen zijn drie verzetsdeelnemers bekend, c.q. mensen die verzet pleegden tegen de bezetter, waaronder Heiko Prak en Hedman Dijkstra. In totaal zijn er acht vermeldingen van personen gerelateerd aan Noordhorn.
Heiko Prak
Heiko Prak was Opperwachtmeester van de Politie. De ‘verzetskaart’ vermeldt over hem dat hij weigerde joden en onderduikers op te halen. Hij groette de NSB-chef en Duitse officieren niet. Stal daarnaast op het gemeentehuis zegels en persoonsbewijzen. Hij was ook vertrouwensman en adviseur van de illegaliteit Zuidhorn. Tot slot waarschuwde hij mensen die gearresteerd zouden worden. Hij heeft gevangen gezeten in het Huis van Bewaring Groningen, Ommen en Amersfoort en werd in mei 1944 weer vrij gelaten (bron: Groninger Archieven).
Hedman Dijkstra
Hedman Dijkstra, kapper, werd in maart 1942 gearresteerd wegens ‘verzetshouding’ en gevangen gezet in Scheveningen. Hij werd op 13 april 1942 weer vrijgelaten.
Liquidatiepoging Meinderd de Vries
Verzetsstrijders hadden een poging gedaan om boer en overtuigd NSB’er Pier Nobach uit Doezum om het leven te brengen maar uiteindelijk werd zijn zoon Herman het slachtoffer.
Voor de mislukte liquidatie op Pier Nobach, bijgenaamd de ‘duivel van het Westerkwartier’ omdat hij een enorm schrikbewind voerde, werd in het kader van de “Aktion Silbertanne” door de bezetter wraak genomen. Taeke Schuilenga uit Surhuisterveen werd om die reden om het leven gebracht evenals verzetsman Gerrit Pieter Beukema uit Grootegast.
Ook Meinderd de Vries, directeur van de ULO in Noordhorn was doelwit van deze wraakactie, maar de mannen die het moesten uitvoeren werden staande gehouden bij Zuidhorn door de politie.
“De volgende dag deden ze een nieuwe poging en belden aan bij De Vries. De Vries deed zelf open, maar nadat een woordenwisseling ontstond, vluchtte hij via een openstaand raam het huis uit. Er werden schoten gelost, maar deze misten hun doel en het lukte De Vries om te ontsnappen.” (Dodenakkers.nl)
De zoon van Meinderd de Vries, eveneens Meinderd geheten, geeft echter een andere lezing over de oorzaak van het gebeuren, namelijk dat het te maken had met de liquidatie van marechaussee Derk Klaver.
Hij schrijft: “Mijn vader kon ontvluchten, maar werd op 13 november tijdens een nachtelijke ‘ophaalaktie’ gearresteerd. Dit was de eerste nacht dat hij na de aanslag weer thuis sliep. In de tussenliggende nachten had hij in school geslapen. Er werden die nacht 36 mensen in het Westerkwartier opgepakt. De meesten werden na enkele dagen weer vrijgelaten. Mijn vader werd naar Vught gebracht als ‘Geisel’. Na in de eerste week van september 1944 naar Amersfoort te zijn overgebracht, werd hij op 19 september door de Duitsers vrijgelaten. Hierna dook hij onder in Friesland. Op 14 of 15 april 1945 twee dagen voor de bevrijding van Noordhorn keerde hij terug naar huis. De aktie tegen mijn vader was naar alle waarschijnlijkheid een vergeldingsaktie voor de liquidatie van de eerste luitenant van de marechaussee Derk Klaver enige weken eerder ter hoogte van het vroegere kantongerecht op De Gast.” (Noordhorn Heden en Verleden).
Beide verklaringen zijn zeer wel mogelijk. Dat Meinderd de Vries (Sr.) doelwit was van een liquidatiepoging en later vastgezeten heeft in Vught is zondermer een feit.
Verzet in Groningen
In Groningen hebben in totaliteit zo’n 2.000 mensen bijgedragen aan het verzet, waarvan ca. 1.500 mensen bekend (geregistreerd) zijn. Ongeveer vierhonderd mensen betrokken bij het verzet vonden de dood.
Niet iedereen betrokken bij het verzet deed dit in geregistreerde vorm of wilde naderhand ruchtbaarheid daaraan geven. Dit is niet zo verwonderlijk; sommige verzetsmensen hadden anderen omgebracht of andere strafbare feiten begaan, anderen waren door wat ze meegemaakt hebben getraumatiseerd (tegenwoordig zouden we dat PTSS noemen) en wilden daar zo weinig mogelijk aan herinnerd worden.
Zo las ik bij het onderzoek voor dit artikel bij toeval over verzetsman U.P. te P.., die net als Heiko Prak bij de politie werkte (waarschijnlijk collega’s), die ik als kind nog heb gekend. In de archieven is over hem vermeld:
“Gearresteerd voor Verzetsactiviteiten: Hulp aan joden, onder andere Salomo Israëls. Textielvergunningen, vervalsingen. Verspreidde Vrij Nederland en Trouw. Verzorging van onderduikers. Tijdens de meistaking van 1943 werd zijn zoon gevangen genomen. Heeft gevangen gezeten in Kamp Vught en Amerstfoort”.
Na de oorlog nam hij ontslag bij de politie. Hij overleed in 1976. Nooit heb ik geweten dat hij in de 2e wereldoorlog ook maar enige rol van betekenis had gespeeld. Er werd nooit over gesproken (reden waarom ik hier alleen zijn initialen vermeld)! Net als over anderen uit de regio die in het verzet het nodige betekenden of als gevolg van het ontduiken van de arbeitseinsatz³) overleden.
Nationaal Socialisten (NSB)
Hoeveel mensen er lid waren van de NSB in de regio is onduidelijk. Diverse archieven met lijsten (van) persoonsgegevens zijn tot 2038 niet toegangkelijk. Toch komen er af en toe lijsten boven water waaruit blijkt dat het wel eens om grote aantallen zou kunnen gaan. De NSB had op haar hoogtepunt, in Nederland, in 1943 meer dan 100.000(!) leden.
Vluchtelingen
Om op mijn grootouders terug te komen: tijdens de hongerwinter hebben zij ‘twee jonge wichter’ onderdak geboden. Deze dames kwamen jaren later nog af en toe bij hen langs, ik heb ze als kind nog ontmoet. Er was tussen hen en mijn grootouders een goede band ontstaan.
Mijn grootouders waren niet de enigen die mensen onderdak boden. Zeker in de laatste maanden van de oorlog had Groningen te maken met veel vluchtelingen, zo’n 100.000 mensen. Vooral uit het zuiden en westen van Nederland kwamen ze richting Groningen, de meesten tijdens de hongerwinter.
Honger en oorlogsgeweld dreef ze naar het noorden. Vluchtelingen die in Groningen aankwamen werden eerst opgevangen in de Korenbeurs en de Harmonie. Hier werden ze officieel ingeschreven en kregen ze eten en verzorging. Van daaruit werden ze verdeeld over stad en provincie.
De situatie werd in de stad en op het platteland snel zorgwekkend, tien procent van de inwoners was vluchteling en de dorpen Bedum, Marum en Zuidhorn moesten elk rond de duizend evacués opvangen. Dat terwijl er ook hier gebrek aan voedsel en materiaal was.
Daarnaast was er ook nog een groep vluchtelingen die op weinig sympathie kon rekenen: NSB’ers die op “Dolle Dinsdag” op de vlucht waren geslagen. Zij wilden richting Duitsland. Daar kwamen ze in overvolle vluchtelingenkampen terecht. De Duitsers stuurden echter de NSB-vluchtelingen in februari 1945 weer terug naar Nederland. Ze hadden de ruimte in hun opvangkampen nodig voor Duitse vluchtelingen van het oostfront.
Burgemeesters in Groningen kregen de opdracht om huizen voor de NSB-vluchtelingen te vorderen, maar saboteerden dit zo veel mogelijk.
Ondanks deze enorme vluchtelingenstroom was er niet echt een voedseltekort in onze regio, zeker niet vergeleken met het westen.
Wanneer je dit vergelijkt met de vluchtelingenstroom waar we tegenwoordig in de 21e eeuw mee te maken hebben, denk ook aan het extreme aantal vluchtelingen uit de 1e wereldoorlog, dan is het niet voor te stellen dat sommigen menen te moeten stellen dat de grens van het ‘opnamevermogen’ van ons land is bereikt. De 1e en 2e Wereldoorlog hebben immers aangetoond: waar een wil is, is een weg.
_____
¹) Stemmen van de bevrijding, Frank von Hebel, pg. 15
²) Noordhorn vanaf de Schamel, Piet Helmus
³) Door elf landwachters uit Grootegast werden in augusts 1944 verschillende jonge mannen in het westerkwartier gearresteerd en afgevoerd naar o.a. kamp Neuengamme waar een aantal van hen stierf door ondervoeding.
Meer informatie en bronnen:
– Getuigenverhalen
– Website Kamp Westerbork
– Oorlogsbronnen
– Noordhorn Heden en Verleden, J. Blaauw
– Werkgroep Oorlogsdoden
– Stichting Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen
– Overige links in artikel.