Ontstaan en eerste bewoning Noordhorn e.o.

Over het ontstaan van het dorp Noordhorn is niet veel bekend. Wat wel bekend is over onze regio: al heel vroeg in de jaartelling, toen Groningen nog tot ‘Frisii’ (Romeinse benaming) en Frisia (koninkrijk van de Friezen) behoorde, was er door de Romeinen beschreven bewoning in het noordelijke deel van ons land.

Prof saxx / WikipediaAuteursrecht: Prof saxx - CC BY-NC-SA
Grotschilderingen. Prof saxx – CC BY-NC-SA/Public domain

Ook zijn er vondsten gedaan door archeologen die lijken aan te tonen dat er zelfs ver voor die tijd al mensen woonden bij Noordhorn.

Saalien

In het Saalien of Saaleglaciaal (240.000 tot 180.000 jaar geleden) kwam het Scandinavische landijs tot in Midden-Nederland. Door deze ijstijd werden er afzettingen gevormd waardoor ondermeer het hoger gelegen gebied waar Noordhorn en Zuidhorn ligt is ontstaan.

“Het ijs liet afzettingen achter, zoals keileem, zwerfstenen en fluvioglaciale afzettingen. Daarnaast waren er allerlei landschapsvormen ontstaan, waarvan sommige nog opvallend in het landschap aanwezig zijn.” (Wikipedia)

“In het tweede deel van het Saalien raakt Nederland tot aan de grote rivieren bedekt met het Scandinavische landijs. Er werd een in dikte variërende laag keileem afgezet met zwerfstenen uit Zuid-Zweden. Deze keileem vormt de directe ondergrond van een groot deel van het Drents plateau.” (Geheugen van Drenthe)

Deze situatie legde de basis voor de mogelijkheid van latere bewoning in ons gebied.

Er heeft zich toen een belangrijke verandering van de menselijke cultuur voorgedaan, de (moderne) mens verscheen in Europa. Uit die periode stammen ook de grotschilderingen.

Eerste bewoning Noordhorn

Albert Eggens van Giffen, grondlegger van de archeologie in Nederland, werd in 1884 geboren in Noordhorn. De archeologie in Nederland heeft sindsdien enorme stappen vooruit gemaakt, mede door zijn werk, en wordt er meer en meer bekend over de oudste geschiedenis.

In een artikel in het tijdschrift Paleo Aktueel (Groninger Instituut voor Archeologie) wordt melding gemaakt van aanwijzingen van bewoning rondom Noordhorn in het Midden-Paleolithicum.

In het artikel beschrijven ze twee vuurstenen artefacten (oftewel “door mensen gemaakte dingen”) die uit het Midden-Paleolithicum zouden stammen en in 2009 en 2011 zijn gevonden in Noordhorn. “De vindplaats, op een keileemrug, getuigt van een uitgebreide bewoning tijdens het Neolithicum en de Bronstijd”, stelden de schrijvers indertijd.

Midden-Paleolithicum
Hoewel directe bewoningssporen in Noordhorn zelf schaars leken te zijn, zijn er in het noordelijke deel van Nederland, waaronder de omgeving van Groningen, archeologische vondsten gedaan van onder andere stenen werktuigen die wijzen op bewoning. Deze vondsten bestaan voornamelijk uit vuistbijlen, schrapers en andere gereedschappen die werden gebruikt voor jagen en verzamelen.

Het landschap tijdens deze periode zag er heel anders uit dan nu. Nederland was in die tijd een toendra-achtige omgeving met uitgestrekte graslanden en bosgebieden, waar grote dieren zoals mammoeten, wolharige neushoorns en rendieren rondzwierven. De vroege mensachtigen die hier leefden, waren voornamelijk nomadisch en volgden de kuddes van deze dieren. Bewoning was tijdelijk en hing af van de beschikbaarheid van voedselbronnen.

Laat-Paleolithicum en Mesolithicum
De overgang naar het Laat-Paleolithicum en vervolgens het Mesolithicum (ongeveer 10.000 v.Chr.) ging gepaard met grote veranderingen in het landschap, zoals de terugtrekking van het ijs na de laatste ijstijd. Het gebied rond Noordhorn veranderde in een meer begroeid en waterrijk landschap, wat gunstiger was voor een meer stabiele bewoning door vroege jager-verzamelaarsgroepen.

Tijdens het Mesolithicum begonnen mensen zich vaker te vestigen nabij rivieren en wateren zoals de Lauwers. Hier konden ze jagen, vissen en verzamelen, met name in de overgangszones tussen bos en water. Hoewel directe bewoningssporen uit deze tijd in Noordhorn zelf zeldzaam zijn, wijzen vondsten uit omliggende gebieden op het gebruik van het landschap voor seizoensgebonden kampen.

Neolithicum: eerste landbouwers
In het Neolithicum (vanaf circa 5300 v.Chr.) zien we de introductie van landbouw en veeteelt. Hoewel Noordhorn zelf waarschijnlijk nog niet permanent werd bewoond, begon men in de omgeving met het ontginnen van land voor akkerbouw en het houden van vee.

Duizenden vuurstenen
Er zijn sinds eind jaren zeventig/begin jaren tachtig met tussenpozen duizenden vuurstenen uit deze perioden verzameld bij Noordhorn, maar er was nog geen bewijs van eerdere bewoning. De keileem is een restant van de Saalien-ijstijd en rijk aan vuurstenen. Als de keileem niet verweerd is zijn de meeste vuurstenen zwart, grijs of bruin van kleur. Vooral de zwarte vuursteen komt veel voor, ook in grote stukken, vaak met restanten aanhangend krijt (zie verder: OudeZulte).

Vuursteen kun je nagenoeg overal vinden, in de wijde omtrek. Dat is dus op zich niets bijzonders. Wat de onderzoekers vaststelden is dat er sprake is van bewerkte vuursteen.

“Hoewel in eerste instantie werd gedacht aan een midden-paleolithische ouderdom bleek het bij bestudering van de artefacten in relatie tot de geologische situatie te gaan om materiaal uit de periode Neolithicum-bronstijd” (hunebeddeninfo.nl).

Er wordt daarom aangenomen dat er ergens zo’n 10.000 jaar geleden bij Noordhorn en Zuidhorn sprake is geweest van (permanent) verblijf of bewoning door mensen.

Doggerland ©Juschki CC4.0
Doggerland ©Juschki CC4.0 (onbewerkte overname)

Dat is niet zo vreemd als je bedenkt dat dit gebied is ontstaan door het terugtrekkende ijs, als gevolg van klimaatverandering, en het droogvallen van de Waddenzee en Noordzee tussen Engeland en Nederland (“Doggerland”) waar, zo is bekend, de mens zich toen ook heeft gevestigd¹.

In de (duizenden) jaren daarna verandere alles. Het “Doggerland” verdween onder het zeewater.

Romeinse geschiedschrijving

Romeinse kunst
(Roman Art PNG File)

Volgens de Romeinse geschiedschrijvers zijn ze in het noorden van Duitsland en Nederland geweest – maar het gebied heeft nooit tot het Romeinse Rijk behoord.

  • de Romeinse dichter Albinovanus Pedo. Het enige dat van zijn werken is bewaard is een fragment in de Suasoria van de redenaar Seneca de Oude, van een beschrijving van de reis van Germanicus (16 n.Chr.) door de rivier de Eems naar de Noordelijke Oceaan, toen hij werd ingehaald door de storm beschreven door Tacitus. Het stroomgebiedvan de Eems loopt door Duitsland en Nederland en mondt uit in de Waddenzee (“de Noordelijke Oceaan” volgens de Romeinen).
  • In een passage over het jaar 15 n.Chr. vermeldt [de Romeinse geschiedschrijver] Tacitus in zijn Annales: “De praefectus Pedo leidde de cavalerie in het gebied van de Frisii.”
  • Plinius de Oudere, Romeins schrijver en wetenschapper (23-79), schreef over het gebied van de ‘Frisii’: “Eerst moet ik – op grond van eigen aanschouwing – aandacht geven aan welk en wat voor soort leven er is voor mensen die zonder enige boom, zonder struik leven. [..] Daar, een meelijwekkend volk, zitten ze op hoge bulten of ‘podiums’, opgebouwd met eigen hand tot waar naar hun ervaring de hoogste vloed reikt. Met hun huisjes die daarop gezet zijn, lijken ze op zeelieden wanneer het water de omgeving bedekt, maar op schipbreukelingen wanneer het water weggetrokken is, en jagen ze rond hun hutten op vissen die wegvluchten met de zee.” (Historiek)

Het is bekend dat ook rondom Noordhorn, Oldehove en Zuidhorn al ruim voor de jaartelling wierden waren, zoals de wierde van Frytum die dateert van ongeveer 250 voor Christus, door Plinius omschreven als “hoge bulten van modder”.

Door zijn beschrijving van het leven op de wierden krijgen we een idee hoe onze voorouders in het noorden van Nederland leefden volgens de Romeinen. Wachten op Eb (laagwater), om vissen die zijn achterbleven te vangen als voedsel. Om vervolgens als het vloed wordt snel terug te keren naar de wierde om te wachten tot het weer eb wordt.

Vondsten van aardewerk uit Romeinse tijd
Bij de voormalige ‘Iwema Boerderij’ werden in 2024 vondsten gedaan van aardewerk uit de Romeinse tijd. De archeologische deskundigen die het onderzoek deden rondom de voormalige boerderij stuitten ook op greppels die al in de Romeinse tijd moeten zijn aangelegd. De vondsten uit die tijd zijn na reiniging en zorgvuldige bestudering overgebracht naar het provinciaal archeologisch depot in Nuis. Dit onderstreept de claim van de Romeinen dat ze hier bewoning aantroffen.

Meelijwekkend volk

Dat de Romeinen de bewoners van ons gebied, die volgens hen onder barre omstandigheden op wierden woonden, “meelijwekkend volk” vonden klinkt dan niet verwonderlijk. Zeker als je bedenkt op wat voor een niveau op dat moment de Romeinen zich bovenden (net als de Grieken, Egyptenaren, mensen in Noord Afrika, het Midden-Oosten, etc) qua ontwikkeling op het gebied van kunst, cultuur en politiek bestuur maar ook zaken als oorlogsvoering.

De Cimbrische vloed, 113 v.Chr. - Rijksmuseum, Netherlands - Public Domain.https://www.europeana.eu/item/90402/RP_P_OB_77_817
De Cimbrische vloed, 113 v.Chr. – Rijksmuseum, Netherlands – Public Domain.

Toch lijkt het er op dat ze de zaak overdreven. Opgravingen van Van Giffen, bij Ezinge, maakten definitief een einde aan de opvatting dat de bewoners in onze regio “zieltogende stakkers in armzalige hutten” waren; “Grote boerderijen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd werden blootgelegd [..] het waren echte boeren met een voor die tijd flinke veestapel en die zelfs Romeins vaatwerk uit Tunesië bezaten.” (Frank von Hebel, Archeoweb).

Mogelijk speelde het Romeinse trauma veroorzaakt door de Cimbren een rol. Deze stammen uit Denemarken wisten tot in Italië door te dringen. De latere geschiedschrijvers zullen wellicht verbaasd of ‘geamuseerd’ zijn geweest te zien hoe de mensen hier in het noorden leefden op de wierden en dikten dat kennelijk voor de thuisblijvers nog graag even aan.

___

¹ zie onder andere:
Europe’s Lost Frontiers
Wikipedia
GeoGraphixs
Rijksmuseum van Oudheden
Historiek
InfoNU

Updates
– Tekst aangevuld en gecontroleerd (09/2024)
– Vondsten Iwema Boerderij (11/2024)