De Moord op Hendrik en Frederik Gayckinga in Aduard

Hendrik en Frederik Gayckinga zijn niet aan Noordhorn verbonden maar wel aan Zuidhorn en de Abdij van Aduard, die ook zeggenschap in Noordhorn had. Dit verhaal is echter te belangwekkend in relatie tot onze regio om het niet hier op te nemen. Omdat we het kennen uit de kronieken van Sicke Benninge maar vooral  omdat de braspartij in het klooster van Aduard, en er op volgende doodslag, kerkrechtelijk en maatschappelijk gevolgen had in onze regio.

Moord op Hendrik en Frederik Gayckinga

Kroniekschrijver Sicke Benninge (<1465 ~ 1535), waar de ‘Sicke Benninghestede’ naar is vernoemd, schrijft in zijn “Chronickel der Vriescher Landen en der stadt Groningen” over de dubbele moord die plaatsvond in de Abdij van Aduard. Twee van de drie zonen van Allart Gayckinga, heer van de Jellemaborg in Zuidhorn, werden hierbij omgebracht.

Kerk van Zuidhorn
Kerk van Zuidhorn

De moord (of beter: doodslag) vond plaats op 20 augustus 1520 na een feestmaal ter ere van het feest van Sint-Bernardus (Bernardus van Clairvaux), de patroonheilige van de abdij van Aduard, die op 20 augustus 1153 was overleden.

Jaarlijks werd op de sterfdag van Sint-Bernardus een diner gegeven en ook leden van de familie Gayckinga waren daar aanwezig. Na het diner kreeg de de jongste van de drie broers, Johan Gayckinga, ruzie met een aantal lekenbroeders. Johan was dronken en werd bespot door een aantal van de lekenbroeders uit de Abdij. Dit viel in slechte aarde bij zijn oudste broer:

Hendrick [de oudste broer] genoot aanzien en eerbied, maar had op grond van zijn positie ook een verplichting tegenover anderen om hen tegen onrecht te beschermen. Zelf duldde hij geen aantasting van zijn eer: de aanleiding van de tragische moord was zelfs daarin gelegen. Toen een aantal monniken Hendricks jongere broertje in zijn dronkenschap bespotten, grepen Hendrick en Frerick naar de wapens en werden in het daaropvolgende handgemeen doodgeslagen. (Alma, R.)

Specifiek wordt vermeld dat de ene broer met een stok werd doodgeslagen, de ander met een steen. Wat de zaak extra triest maakt is dat het geslacht Gayckinga (of Gaikinga) sterk verbonden was aan de Abdij en ook het Bisdom Utrecht.

De familie Gaikinga was reeds in de veertiende eeuw een geslacht van belang in Middagerland. De kroniek van Aduard noemt abt Fredericus Gaikinga († 1350) een edel hoofdeling, geboren nabij het klooster uit het huis van de Gaikinga’s. Een (achter)neef van deze abt was Allert Gaikinga, wiens landen in 1407 ingelaten worden in het Aduarderzijlvest. (Alma, R.)

Op 29 oktober werd er vonnis gewezen over de daders; De moordenaars, kelner Sweder van Maerwijck, de biermeester Hendrick van Steenwijk en de hofmeester broeder Geert werden voor eeuwig verbannen uit het gehele gebied tussen de Eems en de Lauwerszee alsmede Friesland.

Het klooster kreeg een zware boete en verloor de zeggenschap over de kerken van Zuidhorn en Wierum, die aan de Gayckinga’s kwam. Verder moest het klooster in de kerk van Zuidhorn en die van Wierum een eeuwige vicarie stichten van 30 gouden Rijnse guldens per jaar voor het houden van de missen voor het zieleheil van Hendrick en Frederik. Daarnaast moest het klooster in het openbaar belijdenis van schuld doen. (Kaap, A.)

Het collatierecht van de kerk van Zuidhorn ging als gevolg van de moord en het vonnis over op de familie Gayckinga en vervolgens op de familie Clant en hun erfgenamen, de familie Clant Bindervoet.

De kloosterkroniek van de Abdij in Aduard, die hier beschikbaar is, is nooit uitgegeven. In de kroniek wordt weinig aandacht besteed aan het gebeurde.

_____

Bronnen: